Nieuws
'Wanneer je je gezond verstand gebruikt, kom je automatisch bij circulair bouwen uit'
Wouter Polspoel, Palindroom • 29 maart 2022
Kinderdagverblijf Lentetuiltje als voorbeeld voor Circulaire Bouweconomie - BAST architects & engine
Panel - deel I
- Jeroen Vrijders, hoofd Labo Duurzame en Circulaire oplossingenbij het WTCB
- Pieter D'haeseleer, architect bij BAST architects & engineers
- An Parewyck, bestuurder bij aannemersbedrijf Industrial Construction Services
In het eerste deel van het rondtafelgesprek dat NAV en de Vlaamse Confederatie Bouw organiseerden in samenwerking met partners Deceunick pvc, Eurabo, GYPROC, Reynaers Aluminium, Sto en Wienerberger en kaderde binnen het Netwerk voor Innovatieversnelling in de Bouw, schoven drie gasten aan: Jeroen Vrijders, hoofd Labo Duurzame en Circulaire oplossingenbij het WTCB, Pieter D'haeseleer, architect bij BAST architects & engineers en An Parewyck, bestuurder bij aannemersbedrijf Industrial Construction Services. Alle drie de panelleden bouwden elk in hun eigen hoedanigheid al de nodige ervaring op met circulair bouwen.
Zo wist Vrijders te vertellen dat de bouwsector in Vlaanderen al jaren 90 tot 95% recycleert van al het afval dat ze genereert. "De sector heeft zich daar lang tevreden mee gesteld. Sinds een vijftal jaar focust ze echter ook meer en meer op hergebruik en slim ontwerpen. Daarvoor is samenwerking met architecten en ingenieurs wel belangrijk. Voor circulaire verdienmodellen heerst er nog iets meer koudwatervrees bij aannemers."
Nog een vaststelling die het WTCB deed, is dat opdrachtgevers soms te ambitieus zijn en soms te weinig ambitieus. "We zien ofwel projecten waar totaal geen verplichting inzake recyclage of hergebruik geldt," legt Vrijders uit, "ofwel projecten waar de opdrachtgever er 100% op wil inzetten. Zowel helemaal niét inzetten op urban mining als alléén maar materialen hergebruiken is voor een aannemer praktisch onmogelijk. Het ontbreekt de opdrachtgevers aan kennis en ervaring om de lat ergens in het midden te leggen."
Bij BAST architects & engineers is circulariteit dan weer een thema dat in elk project dat het bureau ontwerpt, behandeld wordt. D'haeseleer: "Wanneer je je gezond verstand gebruikt, kom je immers automatisch bij circulair bouwen uit. Wij hanteren onder onze ongeveer twintig werknemers, architecten en ingenieurs, dan ook een soort rotatiesysteem waarbij kennis rond circulair bouwen wordt doorgegeven. Er is dus niet één iemand exclusief bezig met het thema bij ons en we spenderen er geld aan. Naast onderzoek zelf bekostigen, dingen we ook mee voor subsidies. Zo kreeg ons circulair project Lentetuiltje bijvoorbeeld steun van VLAIO."
Parewyck, met Industrial Construction Services een van de deelnemers aan het lerende netwerk van de Confederatie Bouw, vertelde bij haar voorstelling dan weer dat de huidige prijsstijgingen door de coronapandemie en binnenkort waarschijnlijk ook de oorlog in Oekraïne ervoor zorgen dat steeds meer klanten kiezen voor alternatieve bouwoplossingen, en die zijn niet zelden circulair.
Moderator Rik Neven, met naast hem v.l.n.r. Jeroen Vrijders, Pieter D'haeseleer en An Parewyck. Foto
Polls
Na de voorstellingsronde was het tijd voor een eerste poll. Er werd immers gewerkt met stellingen waarover de aanwezigen via hun smartphone hun mening konden geven. De eerste stelling luidde: werken met een bouwteam is een absolute must voor een circulair bouwproject. Het resultaat: 28,5% van het publiek was het daar helemaal mee eens, 39% was het er eerder mee eens. Ook de panelleden werd naar hun mening gevraagd.
"Een bouwteam is geen absolute must om circulair te kunnen bouwen", was Vrijders van mening. "Dat kan ook via en klassiek traject. Het is wél zo dat in een bouwteam de uitvoerende partijen van in het begin bij het project betrokken worden en de kans op succes dus groter is."
Parewyck benadrukte dat het voor haar inderdaad essentieel is dat de aannemer al van in het begin bij het project betrokken wordt en niet pas in de uitvoeringsfase. Ze stelt vast dat er op dat vlak vooruitgang is geboekt. "Architecten en aannemers hebben de eerste stappen gezet naar meer samenwerking, terwijl tussen hen klassiek toch meestal sprake is van een conflictmodel."
"Ik sluit mij aan bij de minderheid (7% was het helemaal niet eens met de stelling, red.)", zei D'haeseleer. "De bedoeling is een goed gebouw, dat kan ook door innovatieve methodes of materialen in je aanbesteding te implementeren."
Gelden er bij een circulair bouwproject andere verantwoordelijkheden dan in een klassiek bouwproject, wilde Neven vervolgens graag weten.
Vrijders: "Hergebruik is een klassiek voorbeeld waarbij je niet te maken krijgt met een klassiek productieproces en waarbij je als aannemer of architect dus op een andere manier moet denken en werken. Is het dan de leverancier van het recuperatiemateriaal of de aannemer die verantwoordelijk is? Je zit met een andere dynamiek, dat klopt."
"Duidelijke afspraken zijn daarom nodig", vond D'haeseleer.
"Kan een aannemer die graag circulair wil bouwen dat doen met een architect die er niet veel van kent en omgekeerd?", poneerde Neven een nieuwe vraag.
D'haeseleer: "De markt is zeer onrustig op dit moment en dat zal nog even zo blijven, dus is het interessant om de kennis die er is als open source te behandelen, zodanig dat er op afzienbare termijn standaarden worden afgesproken rond circulair bouwen. Wat je niet kent, is soms onbemind, dus loont het de moeite om kennis te delen."
Volgens Parewyck zijn aannemers evenwel niet vertrouwd genoeg met wat voorhanden is op de tweedehandsmarkt. "Het is niet zo dat vraag en aanbod niet op elkaar afgestemd zijn," zei ze, "maar ze kennen elkaar niet. De beroepsorganisatie zou een digitaal concept moeten uitwerken zodat vraag en aanbod voor alle actoren zichtbaar kunnen worden gemaakt, maar dan wel in een heel duidelijk afgelijnd kader. Er zijn vandaag te veel tools beschikbaar om tweedehandsbouwmaterialen aan te bieden, er is geen uniformiteit. Veel aannemers leggen ook zelf een voorraad van recuperatiematerialen aan, maar zo gaan we nooit standaardisatie of schaalvergroting op het vlak van hergebruik krijgen en ook geen consequente samenwerking."
Vrijders sloot zich aan bij die stelling dat er nood is aan digitalisatie om het toepassen van circulair bouwen te versnellen: "Digitalisatie vergemakkelijkt het delen van info, het inventariseren, de monitoring van nieuwe oplossingen … Samenwerken in een BIM-model is vandaag al een meerwaarde. Digitale technologie mag wel geen gimmick zijn. Het moet een middel blijven om effectief meer circulair te kunnen bouwen."
Foto: Wouter Polspoel
Meer risico's
Ook bij de tweede poll was er zo goed als eensgezindheid onder de panelleden. "Kiezen voor circulair bouwen resulteert vooral in meer risico's voor ...", luidde die. De aanwezigen hadden de keuze uit 'de aannemer', 'de architect', 'de opdrachtgever' of 'niemand' als antwoord. Meerdere antwoorden waren mogelijk. Resultaat: 37,5% koos voor de aannemer, 34,5% voor de opdrachtgever. Cijfers waar het panel zich in kon vinden. Opnieuw benadrukte D'haeseleer het belang van goede afspraken daarrond.
"Circulaire materialen moeten alles nog bewijzen", gooide Neven de knuppel vervolgens opnieuw in het hoenderhok.
Volgens Vrijders is dat zo, maar geldt dat voor alle nieuwe producten of oplossingen. "We moeten gewoon beginnen bij kleine projecten en toepassingen, daaruit leren en dan de volgende stappen zetten. Er is ook al een bestaand kader van normen, ATG, certificatie ... en expertise bij verschillende instanties om innovaties naar de markt te begeleiden."
D'haeseleer ziet het ook haalbaar voor architecten om zich te verdiepen in die nieuwe circulaire materialen, waarbij bepaalde eigenschappen toch belangrijker zijn geworden, zoals de LCA, embodied carbon en de Total Cost of Ownership (TCO), om er maar enkele te noemen.
Daarna verwees Neven naar een interessante uitspraak die Vrijders voorafgaand aan het rondetafelgesprek had gedaan. "Jeroen, het is bij aanbestedingen volgens jou niet onmogelijk om te kiezen voor circulaire alternatieven, maar het vergt enige inspanning, zowel praktisch als mentaal. Je had het zelfs over intellectuele luiheid."
Vrijders gaf tekst en uitleg: "Kijk, meer circulair beton, bijvoorbeeld zonder cement, bestaat, maar zal niet doorbreken als je gewoon de bestaande bestekteksten rond beton 'copy-pastet' en steeds weer op de markt brengt. Het vergt als opdrachtgever engagement om van dat pad te willen afwijken. Het is ook aan architecten en studiebureaus om goed na te denken waar dat innovatieve beton het meeste nut heeft en het nadien in een lastenboek te vertalen. Kiezen voor circulaire alternatieven vergt dus inspanning. Soms moet je zelfs zelf een stuk de markt creëren en nieuwe fabrikanten bij het project betrekken. In veel projecten gaat de initiële ambitie al snel verloren en wordt gemakshalve voor de begane paden gekozen."
Vragenronde
Daarna was het tijd voor vragen uit het publiek. "Circulair of duurzaam beton is wel belangrijk," luidde een eerste, "maar wat is de kostprijs daarvan en hoeveel fabrikanten daarvan bestaan er daar al van? Voorts vraag ik me ook af wat een aanvaardbaar niveau van hergebruik is. Kiezen voor een raam uit een eerder project, allemaal goed en wel, maar het moet ook praktisch en financieel haalbaar zijn."
Vrijders voelde zich geroepen zich over die vraag te buigen. "De kostprijs is vandaag soms hoger dan die van klassiek beton maar er zijn zeker al een aantal aanbieders. Ik geloof inderdaad ook dat we naar een realistisch niveau van hergebruik moeten streven: niet alles is herbruikbaar. Maar dat evenwicht zal zich volgens mij op termijn wel bereiken."
"Hoe denken verzekeringsmaatschappijen over de nieuwe risico's verbonden aan nieuwe circulaire materialen, die alles nog te bewijzen hebben", wilde iemand anders weten.
Opnieuw was het Vrijders die met een antwoord kwam. "Voor circulair beton gaan we dat gesprek nu aan met een aantal verzekeraars, voor Port of Antwerp. De eerste gesprekken zijn bemoedigend: die zijn daar niet tegen, maar staan daar ook voor open. Zij zien ook dat er een evolutie mogelijk is en, belangrijk, vinden technische onderbouwing even belangrijk als een label. Zij zien ook wel dat het circulaire verhaal blijvend is."
De laatste vraag uit het publiek was een tweevoudige: "Als wij als aannemer recuperatiematerialen kopen, dragen wij dan het risico daarrond?"
"Neen, want wij hebben de bestekken geschreven", was D'haeseleer duidelijk.
"Maar als er ook andere alternatieven zijn en wij kiezen toch voor recuperatiematerialen?"
"Dan moet je daar gewoon heel duidelijke afspraken rond maken met de architect", besloot D'haeseleer.
Foto: Wouter Polspoel
Drie gouden tips
Na de vragenronde kon het eerste blok van het rondetafelgesprek worden afgesloten. Dat gebeurde met één gouden tip die elk panellid mocht geven om samenwerking bij circulair bouwen te verbeteren.
Parewyck richtte zich tot de beroepsorganisaties. "Richt een platform op waar vraag en aanbod elkaar vinden en waartoe alle stakeholders toegang hebben."
"In The Next Normal van McKinsey staat dat er een materiaalschaarste op komst is en de bevolkingsaantallen zullen blijven stijgen dus: be there or be square", doelde D'haeseleer op het feit dat het de hoogste tijd is om met circulair bouwen te beginnen.
Vrijders gouden tip ten slotte was een mix van denken en doen. "Begin vandaag al kleinschalig met een of twee dingen vast te pakken en te implementeren; maar denk daarnaast ook na over je rol als aannemer of architect in een nieuwe paradigma waarin CO2 belast wordt", besloot hij.
Deel II
In het tweede deel van het rondetafelgesprek focusten Kris Blykers, architect bij BLIEBERG A.C.E., Teun Depreeuw van aannemersbedrijf Ecoverbo, Catherine Vangilbergen van ontwikkelaar Van Roey Vastgoed en Wim Debacker, Transition Researcher bij VITO, op de rol van de opdrachtgever en de financiële en juridische aspecten bij circulair bouwen.